Spring naar inhoud

BOEK I

Lijstje van de vertaalde carmina
Van de epigrammen die niet tweeregelig zijn is het aantal versregels aangegeven.
5 - 7 (5) - 9 - 10 (4) - 11 (4) - 13 (4) - 16 - 17 (3) - 19 (4) - 20 (4) - 23 (4) - 24 (4) - 28 - 29 (4) - 30 - 32 - 33 (4) - 37 - 38 - 40 - 44 (4) - 45 - 46 (4) - 47 - 50 - 56 - 57 (4) - 59 (4) - 63 - 64 (4) - 65 (4) - 67 - 69 - 71 (4) - 73 (4) - 74 - 75 - 79 (4) - 80 - 81 - 83 (4) - 84 (5) - 91 - 94 - 95 - 97 (4) - 98 - 100 - 102 - 105 (4) - 110 - 111 (4) - 112 - 118
Boek 1 telt 118 carmina, waarvan er 54 (de kortste) vertaald zijn.
Van de vertaalde carmina van boek I zijn er 12 reeds opgenomen in het boek.
De overige 42 zijn in dit bestand opgenomen op enigszins vergelijkbare manier, dus met titel, gradatimvertaling en in de meeste gevallen commentaar. Af en toe zijn grammaticale en stilistische aantekeningen toegevoegd.
Overzicht van de titels met aanduiding van de inhoud
Het eerste getal tussen haakjes geeft het aantal Latijnse versregels aan: tezamen 159, het tweede getal het aantal van de Nederlandse vertaling (tezamen 340!)
I 5 (2-4):    Beloning die in het water valt – De keizer doopt schertsend dichtwerk plus dichter.
I 7 (5-11):  Vogels gewogen – Stella’s duif heeft meer potentie dan de mus van Catullus.
I 9 (2-6):    Kiezen of delen – Een man kan niet tegelijk aardig en waardig zijn.
I 10 (4-8):  Kuchje met perspectieven – Gemellus maakt werk van Maronilla, omdat haar gehoest uitzicht geeft op een spoedige erfenis.
I 11 (4-10): Tempelier avant la lettre – Ridder Sextilianus is een ruige veeldrinker.
I 13 (4-8):   Arria een heldin – Zij ging haar man voor in de dood.
I 16 (2-4):   Boekje open – Een boek bestaat uit gedichten van variërende kwaliteit.
I 17 (3-6):   Goed boeren! – De mooiste oogst vind je niet in de rechtszaal, maar op de akker!
I 19 (4-10): Als een ai – Door twee hoestbuien verloor jij je laatste tanden, Aelia. Een derde kan nu gelukkig geen schade meer aanrichten.
I 20 (4-8): Jij mag je uit je bol eten! – Als Caecilianus zich volvreet met lekkere boleten, terwijl zijn gasten toekijken, wordt hem een vergiftigde toegewenst.
I 23 (4-7): Badgasten – Jij nodigt alleen mannen te eten, die je in het badhuis zijn bevallen.
I 24 (4-8): Belerende huichelaar – Hij heeft de mond vol van de oude vaderlandse moraal, maar is intussen zelf een homo.
I 28 (2-4): Uchtendkegel– Opgenomen in het boek.
I 29 (4-10): Eigendomsrecht moet betaald – De plagiator Fidentinus moet gewoon een boekje van Martialis kopen, dan is er niks aan de hand.
I 30 (2-5): Twee beroepen, dezelfde aanpak – Diaulus, eens chirurg, doet nu hetzelfde als lijkvervoerder.
I 32 (2-6): Zo werkt het nu eenmaal – Opgenomen in het boek.
I 33 (4-6): Verdriet om te huilen – Opgenomen in het boek.
I 37 (2-8): Kák! – Opgenomen in het boek.
I 38 (2-4): Eigen werk – De plagiator Fidentinus leest inderdaad eigen werk, als hij Martialis’ gedichten slecht voordraagt.
I 40 (2-4): Wie benijdt wordt niet benijd – De criticus – en zeker die van Martialis’ werk – maakt zich niet erg geliefd.
I 44 (4-10): Wraak met smaak – Als de verzen over hazen Stella te veel zijn, stelt de dichter hem voor er twee terug te sturen: panklaar graag.
I 45 (2-10): Citaat met een boodschap – Opgenomen in het boek.
I 46 (4-8): Gauw klaar – Haast is funest voor de liefdesdaad.
I 47 (2-4): Roeping – Diaulus zet als armenbegraver eigenlijk zijn oude beroep van arts voort.
I 50 (2-4): Keukenpersonagiën – Als Aemilianus zijn keukenslaaf zo’n buitenissige naam geeft, weet Martialis er ook nog wel een te bedenken …
I 56 (2-4): Aangelengde wijn – Door de vele regen is de wijn al bij voorbaat aangelengd.
I 57 (4-8): Niet te dit, niet te dat – Opgenomen in het boek.
I 59 (4-7): In weelde baden is er niet bij – In Baiae, badplaats der rijken, is het daggeld niet meer dan een hongerloontje.
I 63 (2-4): Daar lees ik niet voor – Opgenomen in het boek.
I 64 (4-7): IJdele schoonheid – Opgenomen in het boek.
I 65 (4-8): Over vijgjens gesproken – Met ‘vijgjens’ bedoel ik de vijgwratten in jouw anus!
I 67 (2-4): Over “vrij” gesproken – Als jij mij te vrij vindt, maak je een al te vrije opmerking.
I 69 (2-4): Gelijkenis – Als ik het beeld van de grijnzende Pan op het Marsveld zie, moet ik onherroepelijk aan Canius Rufus denken.
I 71 (4-12): Op alle vriendinnen: proost!– Opgenomen in het boek.
I 73 (4-8): Souteneur – Hoe je je vrouw aan de man moet brengen …
I 74 (2-4): Bekennen – Paula geeft door haar huwelijk met die man impliciet toe dat ze hem tevoren toch wél als minnaar had.
I 75 (2-5): Een lening géven – Wat je aan Linus leent, ben je kwijt. Geef het hem dus maar gewoon, en als je verstandig bent: slechts de helft van wat ie vraagt.
I 79 (4-8): Workaholic– Opgenomen in het boek.
I 80 (2-6): Fataal gemis – Canus kreeg maar één daggeld vandaag. Dat heeft ie niet overleefd.
I 81 (2-4): Heerlijk doordenkertje – Als je je vader aanspreekt met ‘mijnheer’, bestempel je jezelf als slaaf.
I 83 (4-4): Hondenlik– Opgenomen in het boek.
I 84 (5-8): Paternaal – Hoe Quirinalis het tot pater familias gebracht heeft.
I 91 (2-4): Te kritisch – Laelius moet ophouden met kritiek en zelf gaan publiceren.
I 94 (2-4): Zangzaad voor Aegle – Orale seks blijkt vruchtbaar voor haar vocale prestaties.
I 95 (2-6): Zwijggeld – Als jou iets gevraagd wordt ga je zo hard gillen, dat de mensen je grif betalen om je maar weer stil te krijgen.
I 97 (4-8): Ongehoord welsprekend – Advocaat Naevolus doet alleen zijn mond open als iedereen door elkaar schreeuwt.
I 98 (2-4): Scheutigheid? – Diodorus lijdt aan jicht, maar zijn krenterigheid wijst eerder op iets aan zijn handen.
I 100 (2-6): Bedaagde baby … - Afra zet een kinderstemmetje op, terwijl ze grootmoeder is.
I 102 (2-4): Verkeerd geslaagd schilderij – Het schilderij van Venus, in het bezit van Lycoris, toont wel de vakbekwaamheid van de schilder, maar niet de gratie van Venus.
I 105 (4-6): Natuurlijke transformatie van de Nomentaanse wijn – De wijn uit Nomentum verliest in de loop der jaren zijn fruitigheid.
I 110 (2-6): Kortdichten – Velox verwijt de dichter dat zijn epigrammen vaak te kort zijn. Velox publiceert niets: korter kan het niet!
I 111 (4-8): Uitgelezen geschenken – Regulus is wijs en religieus. Als cadeaus passen dus: een boek en wierook.
I 112 (2-4): Cliënt af – Bij vriendschap past geen onderdanigheid meer.
I 118 (2-4): Literair masochisme – Opgenomen in het boek.
* * *