Spring naar inhoud

Categorie: Martialis

I 9

I 9: Kiezen of delen

Gradatim
Vis, Cotta - Jij wilt, o Cotta,
bellus homo videri - een elegante man lijken
et idem magnus - en tevens een groot (man).
Sed qui bellus homo ‘st - Maar wie een elegante man is,
Cotta - o Cotta,
pusillus homo ‘st - is maar een miezerig mannetje.

Metriek: elegisch distichon
Versonderbeking: semiquinaria en bucolische dihaeresis
Prosodie
- homo et - synaloephe
- homo ‘st - proëlisie
Kwantiteit: Bellus homo - /h/ maakt geen positie: de tweede
lettergreep van bellus is dus kort.

Bellus homo et magnus vis idem, Cotta, videri.
Sed qui bellus homo est, Cotta, pusillus homo est.

 

Modieus en elegant
wil jij aardig zijn, charmant
en daarbij belangrijk lijken.
Je moet het, Cotta, zo bekijken:
van wie een leuke man wil zijn
is ’t aanzien doorgaans nogal klein.

Commentaar

- pusillus - slechts pietepeuterig (restrictieve betekenis)
- Barié en Schindler interpreteren in hun Tusculum-editie
dit epigram wellicht seksueel, getuige de uitdrukking
'ein richtiger Mann'. Bellus komt dan in de sfeer van
'verwijfd', of zelfs 'mietjesachtig' te liggen.
Het kan, maar het hoeft niet.

* * *

 

I 7

I 7: Vogels gewogen

Gradatim
Delicium Stellae mei - De zaligheid van mijn Stella,
columba - zijn duif,
dicam - ik zal het zeggen
licet Verona audiente - ook al luistert (heel) Verona toe -
vicit passerem Catulli - heeft Catullus’ mus verslagen,
Maxime - o Maximus.
Meus Stella - Mijn Stella
tanto maior est - is (net) zoveel groter
tuo Catullo - dan jouw Catullus
quanto columba - als een duif
maior est passere - groter is dan een mus.

Metriek: hendecasyllabus
- Catullus gebruikte dezelfde versmaat in Carmina 2 en 3. De keus van deze versmaat onderstreept bovendien het ietwat lichtzinnige karakter van het gedicht.
Taalkundig
- licet (r. 2) ondersteunt de concessieve betekenis van de ablativus absolutus
- vicit (r. 3): het perfectum geeft een voldongen feit aan
- tanto (r. 4) en quanto (r. 5): ablativi mensurae discriminis
- Catullo (r.4) en passere (r.5): ablativi comparationis

Stellae delicium mei columba,
- Verona licet audiente dicam -
vicit, Maxime, passerem Catulli.
Tanto Stella meus tuo Catullo
quanto passere maior est columba.

 

’t Zal wel heiligschennis wezen
in d’ oren van de Veronezen:
de duif, mijn Stella’s heerlijkheid,
wint gemakkelijk het pleit
als jij Catullus met die mus
naar voren brengt, o Maximus.
Gaat men de vogels vergelijken,
dan zal de duif de grootste blijken.
En zo zal Stella - zeker weten! -
als de grootste zijn bemeten.

Commentaar

- Het gedicht verwijst naar Carmina 2 en 3 van Catullus, geboren in Verona, over de passer, de mus, het lievelingsvogeltje van Lesbia, Catullus’ geliefde. Deze mus hupt in haar schoot,
een gegeven dat seksuele associaties heeft opgeroepen zolang de beide gedichtjes gelezen zijn, associaties die ook even hard weer werden ontkend.
- Stella is Lucius Arruntius Stella, een van degenen die Martialis financieel ondersteunden. Deze Stella schreef over een duif als troeteldier.
- Maximus is hier een fictief persoon. De Maximi die bekend zijn, komen niet in aanmerking. Het invoegen van een fictieve naam is niet een stoplapprocédé, maar plaatst het gedicht in het kader van een sociaal gebeuren, zoals een gesprek over literatuur. Deze Maximus heeft het zogenaamd over Catullus en diens Lesbia-gedichtjes gehad, maken we op uit: ‘jouw Catullus’. Het gedichtje wordt zo de weergave van een vooronderstelde literaire discussie, waarin Martialis het opneemt voor Stella en hem de overwinning bezorgt. Zoals Stella Martialis financieel ondersteunt, zo strijdt Martialis voor zijn patroon met de pen. Dat het in die strijd niet gaat om enige literaire kwaliteit, maakt het gedichtje des te baldadiger.
- Opvallend is dat de beide vogeldichters zelf vergeleken worden. De impliciete boodschap hiervan zal wel zijn dat Stella de grootste heeft. Omdat Martialis geen man en paard noemt, valt er geen schaduw van vulgariteit over Stella, maar is er alleen een tongue-in-cheek bewondering (van mannen onder elkaar).
- Structuur
Ook door de plaats van de woorden steekt de duif overal boven de mus uit: begin en einde gaan over de duif, de mus zit ingepakt. Door zulke details maakt Martialis zijn roep als ‘de grootste onder de kleine dichters’ waar. Hij is een vakman pur sang.

* * *

I 5

I 5: Beloning die in het water valt

Gradatim
Do tibi naumachiam - Ik geef jou een scheepsgevecht,

tu das nobis - jij geeft aan ons (d.w.z. mij)
epigrammata - epigrammen;
vis, puto - jij wilt, denk ik,
Marce - o Marcus,
cum libro tuo natare - samen met jouw boek zwemmen.

Metriek: elegisch distichon
Versonderbreking: semiquinaria

Kwantiteit: van epigrammata is de tweede lettergreep (-pi-) kort, want de open lettergreep heeft een korte vocaal.

Do tibi naumachiam, tu das epigrammata nobis:
vis, puto, cum libro, Marce, natare tuo.

 

‘O Martialis,
Een vrijkaart voor een scheepsgevecht
is’t loon voor ’t dichtwerk dat je maakte.
Je komt zo - waar je vast naar haakte -
met boek en al in ‘t water terecht!’

Commentaar

  • Naumachia: scheepsgevechten behoorden tot de vele spektakels in de Romeinse arena.
  • Martialis legt dit gedichtje in de mond van keizer Domitianus (wat meteen de keuze van het metrum rechtvaardigt) en laat zich door hem toespreken (o Marcus), als hij hem een bundel heeft doen toekomen. De keizer beloont hem ‘vorstelijk’, én kritisch. Het houden van spelen gold als munus, letterlijk geschenk (met de steeds sterkere bijbetekenis van verplichting), in casu van de rijke en machtige Romeinen voor en aan het volk.

    Martialis krijgt een scheepsgevecht. Normaliter wil dat zeggen: een toegangskaartje. Het blijkt echter een deelnamebevel. Martialis verliest en komt in het water terecht: hij gaat (ook als dichter) nat. Wat er met de inktgeschreven tekst gebeurt, en hoe volgens Martialis de keizer over zijn pennenvruchten zal denken, is wel duidelijk. Door deze (literaire) bescheidenheid is het gedichtje ook een ingenieuze captatio benevolentiae:

    de keizer mag met hem en zijn werk sollen!

* * *